België / Verhaal

Hulp door het Rode Kruis


Markeren

Deel

Route


Zodra er niet meer gevochten werd, volgde de terugkeer naar de harde realiteit. Huizen waren verwoest, onder de grond lagen mijnen. Hoe kun je dan naar huis terug? Hoe kom je aan de meest noodzakelijke dingen als je alles kwijt bent geraakt? Naast overheidssteun waren er ook een aantal particuliere instellingen die hulp boden.

Het Rode Kruis was een van deze organisaties. Sinds de bevrijding had het zich intensief beziggehouden met noodhulpverlening, zoals in Luik en Antwerpen na de aanvallen met V-1- en V-2 raketten, of met hulp aan gevangenen. De organisatie was ook in de Ardennen te vinden. Ze was er al vóór het offensief en ging na januari 1945 langzamerhand weer aan het werk. Zodra de geallieerde legers en hun medisch personeel vertrokken waren, zou het Rode Kruis het overnemen. De organisatie kwam voor vele uitdagingen te staan. Er was een gebrek aan apparatuur en de meest basale hygiëne ontbrak. Het weer bleef winters. Er bestond angst voor verspreiding van besmettelijke ziekten (dysenterie, longontsteking, kroep enz.) In februari 1945 werden 200 vrijwilligers, waaronder artsen, verplegers en ambulancebestuurders, naar de Ardennen gestuurd. Velen van hen waren vrouwen. Ook de Amerikaanse, Britse, Canadese en Zwitserse afdelingen van het Rode Kruis stuurden hulpmiddelen (vrachtwagens, ambulances, kleren enz.), omdat er zeven ziekenhuizen in de gevechtszone lagen. Sommigen die niet plaatselijk behandeld konden worden, werden per trein naar Brussel vervoerd. Maar het waren niet alleen de gewonden voor wie gezorgd moest worden. Er moesten ook lichamen worden geïdentificeerd en begraven. Met de komst van de lente en de bijbehorende gezondheidsrisico's was het belangrijk om de slagvelden en andere plaatsen waar lijken en karkassen van dieren lagen op te ruimen. Daarnaast moesten families worden geïnformeerd. Dit bleek vaak lastig, aangezien zekere identificatie niet altijd mogelijk was. Er werd een informatiecentrum opgezet om deze taak van de geallieerde legers over te nemen. Er werden lijsten van gewonden en evacués bijgehouden, maar de rol van het Rode Kruis omvatte veel meer. Vrijwilligers zorgden ook voor bevoorrading en voedselverstrekking.

In de loop van de maanden nam de hulp andere vormen aan. Zo was er een collecte voor de slachtoffers van Bastenaken bij het Musée d’Art Ancien (Museum voor Oude Kunst) in september 1945 tijdens de tentoonstelling van het Lam Gods, en werden er zelfs de kinderen van slachtoffers naar Zwitserland gestuurd; de meest kwetsbare zouden er zes maanden verblijven.