Nederland / Verhaal

‘Reis naar Drenthe’ van Haagse evacué - ooggetuigeverslag in 2 delen


Markeren

Deel

Route


“Het was eind januari 1945. Reeds geruime tijd had de honger zijn intrede in de Hollandse Provincies gedaan. Ik begon te verzwakken, zienderogen. De dokter adviseerde: ‘Ga rusten, ga naar buiten. Zie dat je naar het Noorden komt.’ Ik kreeg van mijn werkgever, de Pensioenraad, op doktersadvies twee maanden ziekenverlof. Het Noorden, hoe moesten wij er komen? Van de Duitse instanties kregen wij geen verklaring om met de trein te gaan. Voedselauto's namen ons ook niet mee. Na rijp beraad en op herhaald aandringen van onze zoon Loek, die nauwelijks negen jaar was zijn wij gaan lopen.” Zo begint het verhaal van Gerrit van Lochem over de reis die hij samen met zijn vrouw en zoon heeft weten te maken om de hongerwinter in het westen van Nederland te ontvluchten. 17 Februari 1945 's morgens om 6 uur verlaten ze hun huis in Den Haag. Via Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland en Overijssel komen ze vele dagen later uiteindelijk in Drenthe terecht om er vanaf begin maart tot het einde van de oorlog onderdak te vinden bij het gezin van boer Jan Enting in Grolloo. Het indrukwekkende verslag van de reis en tijd in Grolloo is na te lezen op de website van de Stichting Old Grol. Het verhaal hier gaat over de periode na de bevrijding van Grolloo op 12 april 1945.

Wonen en werken in Assen - deel 1

“Grolloo was zonder bezetting. Ik mijmerde nog wat na. Jammer dat de Canadezen weg waren. De volgende morgen maar weer eens rondneuzen hier en daar. Dat begon te vervelen. Het land was bijna bevrijd. Nu zouden we naar Den Haag teruggaan. Ik begon plotseling naar huis te verlangen.  

Ik wilde werken, nuttig werk, bijdragen aan de wederopbouw. Zo klopte ik in Assen bij een militaire instelling aan om te vragen of zij mij misschien van dienst konden zijn bij een baan in Den Haag, het liefst bij mijn voormalige werkgever, de Pensioenraad. Maar dat kon niet. Het was nog steeds oorlog daar.  

Wel kon ik in Assen aan de slag voor het Militaire Gezag, als chef van de Documentatie Dienst. Van stapels paperassen moesten namen van NSB’ers en aanverwanten worden genoteerd en op kaart gebracht. Een reuzenwerk. Dat was iets voor mij! Ik accepteerde het aanbod. En zo lag een verhuizing voor de hand. 

Mijn werkplek was gevestigd in een gebouw aan de Stationsstraat (deze locatie, red.) dat onmiddellijk grensde aan het gebouw van de Politieke Opsporingsdienst. Het waren twee herenhuizen, die door een gang met elkaar in verbinding stonden. 

Een paar huizen verder van mijn kantoor was een huis, waarin de S.D. (Sicherheits Dienst) gewoond had. Het was nog gemeubileerd en de medebewoner, die verdacht werd van collaboratie was door de Canadezen gevangengenomen. Die woning nu werd in beslag genomen door het Militaire Gezag.  

De Inspectie der P.O.D. (Politieke Opsporings Dienst) ging aan de voorkant huizen en wij kregen de achterzijde tot onze beschikking. Een prachthuis. Voeg daarbij het feit, dat er een grote tuin aan verbonden was en men kan begrijpen dat mijn vrouw en ik in ons schik waren. 

Het huis was van onder tot boven schoongemaakt door NSB’ers en vrouwen daarvan, die ik met toestemming van de Directeur van het Huis van Bewaring aan het werk gezet had. Een van de vrouwen, een Duitse, maar een zeer fatsoenlijke vrouw hadden wij voor vast aangenomen.” 

Uit: Ooggetuigeverslag Gerrit van Lochem, voorjaar 1945 
Geboren 11-8-1900, overleden 18-7-1986 

Opnieuw bewerkt door zoon Loek van Lochem, december 1995.