Nederland / Verhaal

Zeebadweg Delfzijl


Markeren

Deel

Route


De Zweedse schepen Dagmar Bratt en Noreg arriveerden op 28 januari 1945 in de haven van Delfzijl. De ruimen puilden uit. De schepen namen elk tweeduizend ton levensmiddelen en medicamenten mee. Twee miljoen kilo meel per schip: genoeg voor één brood voor iedere Nederlander. Maar in de ruimen lagen ook erwten, margarine, levertraan, gort, melkpoeder en gedroogde groente.

De Zweedse schepen Dagmar Bratt en Noreg arriveerden op 28 januari 1945 in de haven van Delfzijl. De ruimen puilden uit. De schepen namen elk tweeduizend ton levensmiddelen en medicamenten mee. Twee miljoen kilo meel per schip: genoeg voor één brood voor iedere Nederlander. Maar in de ruimen lagen ook erwten, margarine, levertraan, gort, melkpoeder en gedroogde groente. De havenarbeiders gingen ijverig aan de slag. De Duitse soldaten hadden hen nog nooit zo hard zien werken. Dag en nacht ging het werk door. Het voedsel werd overgeladen op binnenschepen. Maar de bevolking van Delfzijl? Die krijgt geen kruimel. Maar in de havenstad werd dan ook geen hongergeleden. De schepen van het Zweedse Rode Kruis trokken veel bekijks.

Natuurlijk werd hun komst niet aangekondigd, maar iedereen wist ervan,’ herinnert Dini Godlieb-Tjaden (1929-2010) uit Delfzijl zich. ‘Bovendien zat mijn vader destijds bij het loodswezen. Iedereen wist ook waar de lading uit bestond die de schepen aan boord hadden.’ Met haar moeder nam ze een kijkje. ‘De haven werd streng bewaakt, maar vanaf een dijk had je goed zicht op de haven. De Zweedse schepen lagen bij de zogeheten balkenhaven, die altijd voor het lossen van hout werd gebruikt.’

De schepen zijn een attractie. ‘Je moet bedenken dat ’s avonds alles was verduisterd, nergens brandde licht. Maar voor deze schepen was een uitzondering gemaakt. Ze werden helverlicht, waardoor je het rodekruis op het dek goed kon zien.’ Hierdoor is de neutrale status van de schepen ook goed zichtbaar voor geallieerde bommenwerpers. Mevrouw Godlieb vond het niet jammer dat ze niets van het Zweedse brood kreeg. ‘We hadden hier geen honger. Het eten was misschien een beetje eentonig. We haalden melk en tarwe bij de boeren. De tarwe maalden we zelf in de koffiemolen.’ Op 6 februari vertrok het eerste konvooi, dat uit tien schepen bestond. Drie dagen later volgden nog eens veertien schepen. Via de kanalen voeren ze richting Harlingen en vervolgens staken ze het IJsselmeer over.

Op 13 februari hingen in het westen van Nederland affiches voor de ramen: ‘400 gram brood, gratis af te halen’. Speciaal geselecteerde bakkerijen kregen een extra rantsoen olie om de ovens aan te steken. Op 27 februari is het dan eindelijk zover: de uitreiking van het eerste brood. Kapitein Nils Vesterling van de Dagmar Bratt neemt op de terugreis een brief van twee Amsterdamse vrouwen mee voor de Zweedse koning. De brief is geschreven in het Zweeds.

Als een van de gelukkigste uit duizenden richt ik mij tot U om mijn oprechte dank te betuigen voor de gave die wij van U en Uw volk mochten ontvangen. Wij ontvingen twee heerlijke broden en een half pond boter. Het was heerlijk. Majesteit en het Zweedse volk! Moge God U zegenen voor alles wat U voor ons heeft gedaan, want de honger en de kou waren verschrikkelijk en daarom kwam Uw gave extra goed van pas. Dank, duizendmaal dank. Ook het Rode Kruis hartelijk bedankt voor hun bemiddeling. God zegene deze bemiddeling in deze gevaarlijke tijd. Hoogachtend en zeer bedankt. Mej. L. Koens en Mej. Kardinaal, Amsterdam.

Zeebadweg, Delfzijl