Nederlandse troepen in Normandië

De Koninklijke Nederlandse Prinses Irene Brigade landde in Arromanches op 8 augustus 1944. Aangesloten bij de 6e Britse Luchtlandingsdivisie, nam de Brigade deel aan Operatie Paddle om de Pays d’Auge te bevrijden. Deze operatie begon op 17 augustus. De Prinses Irene Brigade was de eerste geallieerde eenheid om Pont-Audemer te bevrijden op 26 augustus 1944. De Nederlandse Irene Brigade landde op dezelfde dag als de 1e Belgische Infanterie Brigade, 8 augustus 1944, in Graye-sur-mer en Arromanches. Beiden namen deel aan de constante stroom van versterkingen die naar Normandië werden gestuurd. 1.200 man toegevoegd aan de 6e Britse Luchtlandingsdivisie vielen onder het bevel van luitenant-kolonel Albert de Ruyter van Stevenink.

De eenheid was in februari 1941 samengesteld in Engeland en bestond uit Nederlandse soldaten die waren ontsnapt aan de Duitse bezetting van Nederland in 1940. Het uiteindelijke aantal werd bereikt door de troepen aan te vullen met Nederlanders uit het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada en Zuid-Afrika. De aldus gevormde brigade kreeg de naam ‘Irene’ ter ere van een van de kleinkinderen van koningin Wilhelmina die zelf ook als vluchtelinge in Engeland verbleef.

De Nederlandse Irene Brigade kwam op 17 augustus in actie in Normandië, ten oosten van de rivier de Orne. De Irene Brigade werd vooral bekend door de hevige gevechten bij het kasteel van Saint-Côme in de buurt van Bréville-les-Monts. Op 23 augustus bezocht Prins Bernhard, opperbevelhebber van de Nederlandse troepen, de eenheid. Drie dagen later bevrijdde de eenheid samen met de 6e Britse Luchtlandingsdivisie het stadje Pont-Audemer. Betrokken bij operatie Paddle, bereikte ze de Seine op 20 augustus 1944.

Na de campagne in Normandië nam de Prinses Irene Brigade deel aan de bevrijding van Noord-Frankrijk en België. Daarna keerde de eenheid terug naar het zuidelijke deel van hun vaderland om in september 1944 deel te nemen aan Operatie Market Garden.